7.God Zegent Jakob.
Tijdens het opgroeien van de jongens, bleef Jacob het liefste thuis, maar Esau hield van jagen. Rebekka hield van Jacob, maar Isaak hield van Esau.
Op een dag, toen Esau terug kwam van de jacht was hij erg hongerig. Esau zei tegen Jakob, "Geef mij iets van het voedsel dat je bereidt hebt." Jakob antwoordde, "Geef mij eerst je eerstgeboorterecht." En Ezau gaf Jakob zijn rechten als de oudste zoon. Daarna gaf Jakob hem wat van het voedsel.
Isaak wilde zijn zegen geven aan Esau. Maar voordat hij dat deed, bedroog Rebekka en Jakob hem doordat Jakob zich als Esau voordeed. Izaak was oud en kon haast niets meer zien. Jakob deed de kleren van Esau aan en deed geitevellen over zijn nek en handen.
Jakob ging naar Isaak toe en zei, "Ik ben Esau. Ik ben gekomen om uw zegen te ontvangen." Toen Isaak het geitenhaar voelde en de geur van de kleren rook, dacht hij dat het Esau was en zegende hem.
Esau haatte Jakob omdat Jakob zijn rechten als de oudste zoon had gestolen en ook zijn zegen. Daarom was hij van plan om Jakob te doden na de dood van hun vader.
Maar Rebekka hoorde van het plan van Esau. En daarom stuurden Rebekka en Isaak, Jakob ver weg om bij haar familie te wonen.
Jakob woonde met de familie van Rebekka voor vele jaren. Gedurende die tijd trouwde hij en kreeg twaalf zonen en een dochter. God maakte hem erg rijk.
Na twintig jaren weg geweest te zijn van zijn thuis in Kanaän, keerde Jakob terug met zijn familie, dienaren, en al zijn kuddes van dieren.
Jakob was erg bang want hij dacht dat Esau hem nog steeds wilde doden. Daarom zond hij veel kuddes van dieren naar Esau als een geschenk. De knechten die de dieren brachten zeiden tegen Esau, "Uw dienaar, Jakob geeft u deze dieren. Hij komt er zo aan."
Maar Esau had Jakob allang vergeven en zij waren blij om elkaar weer te zien. Jakob woonde daarna vredig in Kanaän. Toen Izaak stierf, begroeven Jakob en Esau hem. De verbondsbeloften die God aan Abraham beloofd had gingen nu over van Isaak naar Jakob.
Een Bijbel verhaal uit: Genesis 25:27-33:20