40. De Kruisiging van Jezus
Nadat de soldaten Jezus bespot hadden, leidden ze hem weg om gekruisigd te worden. Ze dwongen hem het kruis, waarop hij zou sterven, zelf te dragen.
De soldaten brachten Jezus naar een plaats genaamd "De Schedel" en spijkerden zijn handen en voeten aan het kruis. Maar Jezus zei, "Vader vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen." Pilatus gaf opdracht een bord met het opschrift, "De Koning van de Joden" boven Jezus hoofd aan het kruis te hangen.
De soldaten dobbelden om Jezus kleren. Terwijl ze dat deden vervulden ze een profecie dat zei, "Zij verdeelden mijn kleding onder hen en dobbelden om mijn kleren."
Jezus werd gekruisigd tussen two misdadigers. Eén van hen bespotte Jezus, maar de andere zei, "Ben jij niet bang voor God? Wij zijn schuldig maar deze man is onschuldig." Toen zei hij tegen Jezus, "Denk alstublieft aan mij, in uw koninkrijk." Jezus antwoordde hem, "Vandaag zult u met mij in het Paradijs zijn."
De Joodse leiders en de andere mensen in de menigte bespotten Jezus. Ze zeiden tegen hem, " Als u de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af en red uzelf! Dan zullen wij in u geloven."
Toen kwam er duisternis over de gehele streek ondanks dat het midden in de dag was. Het werd donker om 12 uur en bleef drie uren donker.
Toen riep Jezus uit, "Het is volbracht! Vader, ik geef mijn geest in uw handen." Daarna boog hij zijn hoofd en gaf zijn geest. Toen hij stierf was er een aardbeving en het grote gordijn in de tempel, dat de mensen van de tegenwoordigheid van God scheidde, scheurde in tweeën, van boven naar beneden.
Door zijn dood opende Jezus een weg voor mensen om naar God te komen. Toen zei de soldaat die over Jezus de wacht hield en alles zag dat er gebeurd was, "Zeker, deze man was onschuldig. Hij was de Zoon van God."
Toen vroegen Jozef en Nicodemus, twee Joodse leiders die geloofden dat Jezus de Messias was, Pilatus om Jezus lichaam. Zij wikkelden zijn lichaam in doeken en legde het in een uit de rotsen gehouwen graf. Daarna rolden ze een grote steen voor het graf om de opening te blokkeren.
Een Bijbel verhaal uit: Mattheüs 27:27-61; Marcus 15:16-47; Lucas 23:26-56; Johannes 19:17-42