12. De Uittocht
De Israëlieten waren erg blij om Egypte te verlaten. Ze waren geen slaven meer en ze gingen naar het Beloofde Land! De Egyptenaren gaven de Israëlieten wat ze ook maar vroegen, zelfs goud en zilver en andere waardevolle voorwerpen. Sommige mensengroepen van andere volken geloofden in God en gingen met de Israëlieten mee toen zij Egypte verlieten.
God leidde hen met een wolkkolom die voor hen uitging gedurende de dag, en een vuurkolom in de nacht. God was altijd bij hen en leidde hen terwijl zij reisden. Het enige dat zij te doen hadden was hem te volgen.
Na een korte tijd veranderde Farao en zijn volk van gedachte en wilde dat de Israëlieten weer hun slaven zouden zijn. God veroorzaakte Farao eigenwijs te zijn zodat het volk zou zien en begrijpen wie de Enige Ware God is en dat Yahweh veel machtiger is dan Farao en zijn goden.
Dus Farao en zijn leger achtervolgden de Israëlieten om ze weer slaven te maken. Toen de Israëlieten de Egyptenaren zagen aankomen, realizeerden zij zich dat ze gevangen zaten tussen Faraos leger en de Rode Zee. Ze waren erg bevreesd en riepen, "Waarom hebben wij Egypte verlaten? Nu zullen wij sterven!"
Mozes zei tegen de Israëlieten, "Wees niet bevreesd! God zal vandaag voor jullie vechten en jullie redden ." Toen zei God tegen Mozes, "Geef het volk opdracht naar de oever van de Rode Zee te gaan."
Toen plaatste God de wolkkolom tussen de Israëlieten en de Egyptenaren zodat de Egyptenaren de Israëlieten niet konden zien.
God zei tegen Mozes dat hij zijn hand over de zee moest uitstrekken om het water te scheiden. Daarna veroorzaakte God een wind die het water in de zee naar links en rechts deed gaan, zodat een pad door de zee ontstond.
De Israëlieten trokken door de zee op droge grond met een muur van water aan elke kant.
Daarna trok God de wolkkolom omhoog en uit de weg zodat de Egyptenaren het ontsnappen van de Israëlieten konden zien. De Egyptenaren besloten de achtervolging in te zetten.
Zij volgden de Israëlieten op het pad door de zee, maar God bracht de Egyptenaren in paniek en maakte dat hun strijdwagens vast kwamen te zitten. Ze schreeuwden "Ga terug! God is aan het vechten voor de Israëlieten!"
Nadat de Israëlieten veilig aan de andere kant van de zee waren zei God tegen Mozes dat hij zijn arm weer moest uitstrekken. Toen hij gehoorzaamde stroomde het water over het Egyptische leger en nam zijn normale stand in. Het hele Egyptische leger verdronk.
Toen de Israëlieten zagen dat de Egyptenaren dood waren vertrouwden ze in God en geloofden dat Mozes een profeet van God was.
De Israëlieten verblijden zich met grote vreugde omdat God hen gespaard had van dood en slavernij! Nu waren ze vrij om God te dienen. De Israëlieten zongen vele liederen om hun nieuwe vrijheid te vieren en God te prijzen omdat hij hen bevrijd had van het Egyptische leger.
God gaf de Israëlieten opdracht ieder jaar het Paasfeest te vieren ter herinnering dat God hen de overwinning over de Egyptenaren had gegeven en hen gered had van de slavernij. Ze vierden het door een lam zonder gebrek te doden en het te eten met ongezuurd brood.
En Bijbel verhaal uit: Exodus12:33-15:21