41. God Wekt Jezus Op uit de Dood
Na de soldaten Jezus gekruisigd hadden, zeiden de ongelovige Joodse leiders tegen Pilatus, "Jezus, die leugenaar, zei dat hij na drie dagen zou opstaan uit de dood. Iemand moet het graf bewaken zodat zijn discipelen zijn lichaam niet kunnen stelen en dan zeggen dat hij is opgestaan uit de dood."
Pilatus zei, "Neem een paar soldaten en verzegel het graf zo goed als jullie kunnen." Dus plaatsten ze een zegel op de steen voor de opening van het graf en zetten de soldaten er bij op wacht om zich te verzekeren dat niemand het lichaam kon stelen.
De dag na Jezus begrafenis was de Sabbat en de Joden mochten die dag niet naar een graf gaan. Dus erg vroeg in de morgen na de Sabbat bereidden verscheidene vrouwen zich voor om naar het graf van Jezus te gaan om meer kruiden op zijn lichaam te doen.
Opeens, was er een hevige aardbeving. En een blinkend witte engel verscheen uit de hemel. Hij rolde de steen voor de graf ingang opzij en ging er op zitten. De soldaten die het graf bewaakten sidderden van angst en vielen op de grond alsof ze dood waren.
Toen de vrouwen bij het graf kwamen zei de engel tegen hen, "Wees niet bang. Jezus is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood, net zoals hij gezegd heeft. Kijk maar in het graf." De vrouwen keken in het graf en zagen waar het lichaam van Jezus gelegen had. Zijn lichaam was er niet!
De Engel zei tegen de vrouwen, "Ga en vertel de discipelen dat, 'Jezus is opgestaan uit de dood en hij zal voor jullie uit gaan naar Galilea.'"
De vrouwen waren erg bevreesd maar ook vol vreugde. Ze renden weg om de discipelen het goede nieuws te vertellen.
Toen de vrouwen onderweg waren om het goede nieuws aan de discipelen te vertellen, verscheen Jezus aan hen en ze aanbaden hem. Jezus zei, "Wees niet bang. Ga en vertel mijn discipelen naar Galilea te gaan. Daar zullen ze mij zien."
Een Bijbel verhaal uit: Mattheüs 27:62-28:15; Marcus 16:1-11; Lucas 24:1-12; Johannes 20:1-18