44. Petrus en Johannes Genezen een Bedelaar
Op een zekere dag gingen Petrus en Johannes naar de Tempel. Toen ze bij de Tempel kwamen zagen ze een kreupele man die om geld bedelde.
Petrus keek naar de verlamde man en zei, "Ik heb geen geld dat ik geven kan. Maar ik zal u geven wat ik wel heb. In de naam van Jezus, sta op en wandel!"
God genas de verlamde man meteens en hij begon te lopen, rond te springen en God te loven. De mensen in het voorhof van de Tempel waren erg verwonderd.
Een menigte van mensen kwamen vlug kijken naar de man die genezen was. Petrus zei tegen hen, "Waarom zijn jullie zo verbaasd dat deze man genezen is? Wij hebben hem niet genezen door onze eigen kracht of goedheid. Het is de kracht van Jezus en het geloof dat Jezus geeft dat deze man genas."
"Jullie hebben de Romeinse gouverneur overgehaald om Jezus te doden. Jullie hebben de auteur van het leven gedood, maar God heeft hem opgewekt uit de dood. Hoewel jullie niet begrepen wat jullie gedaan hadden, God gebruikte jullie activiteiten om de profetieën, dat de Messias zou lijden en sterven, te vervullen. Heb er nu berouw over en bekeer u tot God zodat jullie zonden zullen worden uitgewist."
De leiders van de Tempel waren woedend met hetgeen Petrus en Johannes zeiden. Dus namen ze hen gevangen en brachten hen naar de gevangenis. Maar veel mensen geloofden Petrus boodschap, en het aantal mensen die in Jezus geloofde groeide tot ongeveer 5,000.
De volgende dag, brachten de Joodse leiders Petrus en Johannes naar de hogepriester en de andere religieuze leiders. Ze vroegen Petrus en Johannes, "Bij welke kracht hebben jullie deze gekreupelde man genezen?"
Petrus antwoordde hen, "Deze man die voor u staat is genezen door de kracht van Jezus de Messias. Jullie kruisigden Jezus, maar God heeft hem weer tot het leven opgewekt, want er is geen andere weg om gered te worden behalve door de kracht van Jezus!"
De leiders waren geschokt dat Petrus en Johannes zo stoutmoedig spraken want zij konden zien dat deze mannen gewone ongeleerde mannen waren. Maar zij herinnerden zich ook dat deze mannen met Jezus waren geweest. Nadat ze Petrus en Johannes bedreigd hadden lieten ze hen gaan.
Een Bijbel verhaal uit: Handelingen 3:1-4:22